Vliegtuigonderdelen

De lange smalle vleugels leveren een grote draagkracht met kleine weerstand. Zweefvliegtuigen zijn structureel erg sterk. Bij het landen worden de krachten opgevangen door het hoofdwiel (al dan niet intrekbaar) en het staartwiel of de staartslof.
Lestoestellen kunnen eventueel zijn uitgerust met een schaats voor het wiel. De vleugels en stabilo zijn demonteerbaar zodat het zweefvliegtuig in een speciale aanhangwagen langs de weg kan worden vervoerd.

Stuurorganen

Een vliegtuig beweegt omheen drie assen. De stuurorganen (stuurknuppel en richtingsroerpedalen) van een zweefvliegtuig zijn identiek aan die in de meeste andere vliegtuigen. Het hoogteroer wordt bediend door voorwaartse (sneller vliegen) of achterwaartse (trager vliegen) uitslagen met de stuurknuppel.

Uitslagen naar links en rechts besturen de rolroeren en doet het vliegtuig hellen.

De bewegingen van het richtingsroer gebeuren via de voetpedalen en doet de neus van het vliegtuig naar links of rechts bewegen. Het richtingsroer wordt altijd samen met de rolroeren gebruikt.

Lierstart

Een kabel van enkele honderden meters (1000 m is niet ongewoon) wordt aan de zwaartepuntshaak van het zweefvliegtuig gehecht. De lier trekt de kabel terug waardoor het zweefvliegtuig in de lucht wordt getrokken.

Het eerste deel van de start gebeurt geleidelijk. Met het toenemen van de hoogte kan worden overgegaan naar een steilere klim. Op een hoogte van 300 tot 500 meter wordt ontkoppeld en kan het zweefvliegtuig aan zijn vlucht beginnen. De vallende lierkabel wordt door een parachute afgeremd. Eenmaal op de grond trekt men de kabel terug naar de startplaats om een volgend toestel te laten vertrekken.

De lierstart is een eenvoudige, betrouwbare en goedkope startmethode, ideaal voor opleidingsdoeleinden.

Sleepstart

Bij een sleepstart wordt het zweefvliegtuig achter een motorvliegtuig naar een afgesproken hoogte gebracht (bij voorkeur naar een gebied waar thermiek aanwezig is). De kabel wordt meestal aan de neushaak van het zweefvliegtuig gehecht. Eenmaal de hoogte is bereikt ontkoppeld de piloot van het zweefvliegtuig. De kabel blijft aan het sleepvliegtuig hangen of wordt via een mechanisme opgerold. Door de extra hoogte is er kans op een langere vluchtduur.